Op de guestlist van het post-antropoceen.
Deze week schrijf ik over een talk aan RITCS en vooral over wat ik vergat te vertellen. Namelijk hoe AI het post-antropoceen mensbeeld aankondigt.
In deze nieuwsbrief onderzoek ik hoe we tot een 22ste eeuwse renaissance komen. Een bloeiende tijd voor de kinderen van onze kinderen. Deze gedachtenoefening is zowel een exploratie naar ontwikkelingen in wetenschap en technologie als een uitnodiging om de balans op te maken. Welke ideeën en systemen nemen we mee naar de toekomst en welke laten we achter ons.
Het is een verhaal van hoop. Ken je een vriend of collega die ook plezier kan vinden in deze zoektocht, stuur hen deze editie door. Dat helpt mijn project vooruit.
Lieve lezer,
eerst en vooral; bedankt voor de reacties! Zo fijn. (Ik zou dit in hoofdletters willen schrijven, maar dan lijkt het alsof ik aan het schreeuwen ben.) Voor de nieuwe subscribers (hallo trouwens); in de vorige editie stelde ik enkele vragen aan jullie, de lezers. Er kwamen interessante reacties op. Eén iemand beantwoordde ze allemaal. Negen gedachten. (Vuistje.)
De meest opvallende learning uit de feedback is dat deze mailing niet commerciëler moet. Ik leer dat jullie er “wel iets uithalen” en dat hoeft geen praktisch nut te hebben. By the way, ook voor mij staat de content vaak los van de day-to-day uitdagingen. De 22ste eeuw vertalen naar mijn werk lukt niet altijd.
Zo gaf ik vorige week een talk op RITCS. Voor het festival Futures Narratives mocht ik een pleidooi houden voor Artificial Stupidity, de titel van mijn boek dat ik vijf jaar geleden schreef (toen TikTok nog Musical.ly heette). De moderator had mijn boek net uit en stelde me gerust dat de boodschap niet gedateerd is. Logisch, nu AI mainstream gaat.
Ik wou tijdens de talk ook een link maken naar het narratief dat ik vandaag onderzoek en ontwikkel, maar besefte pas op weg naar huis dat ik iets over het hoofd gezien had. Het is te zeggen, ik zag te laat een link die ik had kunnen maken. Dus vertel ik het aan jullie.
🎶 🎶 Muziek 🎶 🎶
Deze week in mijn Spotify playlist Curated Weekly: Culture Club. Op weg met de auto naar Rotterdam belandde ik in de electro van 23 jaar geleden. Het eerste jaar Culture Club. Die tijd. Die sound.
Kan AI creatief zijn?
RITCS is de meest bekende en toonaangevende filmschool van het land. Het is natuurlijk tof om zo’n een statuut te dragen. Maar het kan ook belemmerend zijn. In mijn gesprekken of transformatieprojecten met cultuurorganisaties merk ik dat de status van de organisatie soms in de weg staat van vernieuwing. En dat net op een moment dat technologie de creatieve sector vandaag heel erg uitdaagt.
Centraal in de uitnodiging voor de talk op RITCS stond dan ook de vraag of door AI gemaakte artefacten ook kunst zijn? Een urgente vraag voor een filmschool, nu ChatGPT in enkele seconden een script kan opleveren en Dall-E of Stable Diffusion foto’s en illustraties kunnen renderen. AI is tegenwoordig meer dan een assistent in het creatief proces van de maker. Het neemt creatieve taken op zich.
Maar zijn de resultaten ook kunst?
Guess what. Ik sta ambivalent tegenover deze vraag.
Enerzijds denk ik: wat maakt het uit?
Laat de vraag vooral niet in de weg staan om te experimenteren met de AI tools. Ik zou voorbeelden van interessante experimenten kunnen toevoegen in deze nieuwsbrief. Honderden ondertussen. Heb jij er al mee gespeeld? Belangrijker dan de resultaten van AI kunst is het proces hoe je er toe komt.
Anderzijds denk ik: ja, laten we het er eens over hebben.
En tot de kern van de zaak komen.
Een argument dat je vaak hoort is dat generative AI zich baseert op bestaande data. Het vindt niks nieuws uit en daarom kan het geen kunst of creativiteit genoemd worden. Maar deze argumentatie is niet nieuw. Ik herinner me een gesprek op Radio 1, moet eind jaren 90 geweest zijn, over het album The Score van The Fugees. Aan het woord een expert die vertelde hoe The Fugees gebruik maakten van samples en daarom originaliteit miste. Geeuw.
Naast een gebrek aan inzicht hoe creativiteit of AI werkt, legt dit argument iets anders bloot. Met name de schrik dat we als mens de autoriteit verliezen over de waarde van kunst en creativiteit.
Kortom, het is een politiek argument.
Antropomorfisme.
Ik zie het anders. En hier komt het deel dat ik vergat te vertellen tijdens mijn talk.
Die nieuwe chatdiensten zijn een uitnodiging om een ander perspectief te vinden. In plaats van de vraag - is een AI creatief - met ja of nee te beantwoorden, is het interessant om uit te zoomen. Wat als we AI niet meer als een instrument of assistent zien, maar als een compagnon, een broeder, een vriendin, een wezen dat met ons samenleeft?
Dat is overigens hoe we robots vaak hebben ingebeeld of afgebeeld. De Maschinenmensch in Metropolis (1927) van Fritz Lang zag er heel menselijk uit. Ze ging de geschiedenis in als Maria.
Twaalf jaar later werd op de wereldtentoonstelling in New York een werkende robot voorgesteld. Hij heette Elektro en stelde zichzelf voor met de woorden “Ladies and gentlemen, I’ll be very glad to tell my story. I am a smart fellow as I have a very fine brain of 48 electrical relays.” Naast enkele trucjes kon deze moto-man sigaretten roken. Een echte vent dus.
Het is een archetype dat al een eeuw oud is: de robot als metgezel. We geven de machines menselijke eigenschappen. Antropomorfisme heet dat dan. Je hoort het nog steeds in de namen Siri en Alexa. De voice assistants van Apple en Amazon hebben niet toevallig een vrouwennaam. Zolang het rokende en pratende assistenten zijn, is het leuk om deze robots menselijke eigenschappen toe te dichten.
Maar vandaag is het anders. Blijkt dat de AI-technologie echt vernuftig is. Je kan niet alleen advies vragen, je kan ook volwaardige gesprekken voeren met ChatGPT. Gesprekken over en met emoties, zoals Kevin Roose van The New York Times ervaarde. Lees (of luister) eens hoe Bing, de ChatGPT powered AI van Microsoft, op Valentijn zijn liefde verklaarde aan de journalist. Crazy. (Hallo, Her.)
Een robot die zijn liefde verklaart. Het is funny en creepy tegelijkertijd. Zo creepy dat Microsoft maatregelen aangekondigd heeft. Zo creepy ook dat we de AI’s van vandaag geen namen van mensen meer durven geven. Ze heten nu ChatGPT, Bing of Bard (Google). Het zijn AI’s die zich kunnen voordoen als mensen maar als objecten in de markt worden gezet.
Het is een verhaal dat we kennen uit de literatuur. De eerste science fiction roman om correct te zijn: Frankenstein. Een verhaal over de wetenschapper die een schepsel creëerde maar het vergat een naam te geven. Vaak wordt naar het schepsel (ik weiger monster te zeggen) verwezen als Frankenstein, maar dat is verkeerd. Frankenstein is de naam van de uitvinder. Het schepsel heeft nooit een naam gekregen. En dat terwijl het in wezen maar één ding wilde: aanvaard worden door de mens.
Post-antropoceen mensbeeld
Eigenlijk is de vraag niet of een AI creatief kan zijn of emoties kan hebben. In het licht van de de 22ste eeuw is de vraag: zijn we klaar om de robots te aanvaarden? Kunnen we samen met hen leven in plaats van hen als slaaf of assistent te zien? Kunnen we leren in co-existence te leven in plaats van de dingen rond ons te domineren of uit te buiten?
Hier kan je de vergelijking maken met de manier waarop we ons tot de natuur verhouden. We hebben de neiging er onszelf boven of buiten te stellen. We ontkoppelen onszelf van onze omgeving. Het bood de mens de kans om de natuur te benaderen als een resource, een hulpbron ten dienste van ons systeem. Maar we zien waar dat toe leidt. Een tijdperk dat antropoceen heet en een nachtmerrie van een klimaatcrisis.
Dat mensbeeld is niet meer houdbaar. Het mensbeeld van de toekomst is niet één dat de mens, maar het samenleven centraal stelt. De mens in co-existence met zijn/haar/hun omgeving. Op gelijke voet met de dingen.
Dat is de perspectiefwissel waar we voor staan. We kunnen dit vanuit de natuur benaderen (bijvoorbeeld door de manier waarop ecosystemen werken of hoe fungi en bomen samenleven). Maar we kunnen ons ook door technologie laten inspireren. After all bestaat technologie altijd in relatie tot andere dingen.
Over klimaatopwarming schrijven, daar wordt niemand gelukkig van. Het is niet fun of catchy. Over robots of AI wel. Laten we dan ook luisteren naar wat ze te zeggen hebben. De robots nodigen ons uit tot het post-antropoceen. Naar een tijdperk van co-existence. Laat ons die uitnodiging aanvaarden. We staan op de guestlist.
Interessante beschouwingen wederom Fredo!
Je vraag of we in co-existentie met robots kunnen leven, roept bij mij de vraag op of dat wenselijk is. Door ons niet meer 'boven' maar naast de robot te zetten, creëer je een schijnbare gelijkwaardigheid tussen mens en robot. Maar wat betekent het voor de mens wanneer die op gelijke hoogte wordt gesteld met de robot? Hebben handelingen van robots dan dezelfde waarde als die van een mens? Zou er bijvoorbeeld veel animo zijn voor sportwedstrijden tussen robots? Zouden we ontmijningsrobots dezelfde rechten geven als menselijke soldaten bv. een recht op veiligheid? De keuze om technologie steeds antropomorfer te ontwerpen en er ons op een gelijkwaardige manier toe te verhouden, is een morele keuze die ook onmenselijke gevolgen kan hebben. De gelijkschakeling van de mens met een artificieel product - wat robots vooralsnog zijn - betekent ook een reductie van ons mens-zijn. Zie ook je vergelijking met 'de natuur'. Niet alleen zijn we zelf ook onderdeel van de natuur, de mens heeft daarin onvermijdelijk een speciale morele status. Zo zullen zelfs pleitbezorgers van dierenrechten bezwaarlijk argumenteren dat het aanrijden van een kat moreel even verwerpelijk is als het aanrijden van een kind. Kind en kat staan niet op gelijke voet. Wat niet betekent dat de kat of de natuur geen waarde heeft of niet het beschermen waard is.